donderdag 5 juni 2008

bliksem


Dat was een bliksembezoek en eigenlijk heb ik daar een hekel aan. Je rijdt of vliegt ergens heen, spreekt met een stel mensen, probeert zo goed mogelijk alle indrukken in je op te nemen, eet een hamburger, drinkt een biertje en vertrekt weer. Natuurlijk zit m’n hoofd vol indrukken en informatie, maar iets gezien hebben is niet hetzelfde als iets kennen, begrijpen.
Zo werkt het maar al te vaak. Natuurlijk kan je als journalist niet eindeloos ergens blijven plakken, maar het is goed als consument van onze informatie op de hoogte te zijn van de beperkingen. Hoewel we veel pretenderen te weten, kunnen we die pretentie lang niet altijd waarmaken.
Neem nu één van de onderwerpen waarvoor ik in Roemenië was: de roma, een wereld op zich, een wereld die, wil je er écht iets van te weten komen, maanden van onderzoek vergt. Ik zeg niet dat je ook persé tussen de rotzooi van de zigeunerwijken van Boekarest moet wonen. Ik woon ook niet onder de Gazela-brug, een van de ghetto’s van de roma in Belgrado en toch weet ik dat de Belgradose zigeuners elke dag, avond en nacht de vuilcontainers afstruinen, dat ze de straten vegen, dat ze bij stoplichten ongevraagd je voorruit ‘wassen’, dat ze hun kinderen prostitueren, dat de meisjes vaak al kinderen hebben als ze dertien of veertien zijn en dat geen bruiloft compleet is zonder roma-orkest. Gewoon, omdat ik het elke dag zie én omdat ik er met mensen (ja, ook met roma) over praat.
In de korte tijd in Boekarest heb ik veel narigheid gezien, maar dat wil niet zeggen dat ik precies wéét wat ik gezien heb. Gelukkig heb ik me niet tot een kant van het verhaal beperkt. Als je deze plaatjes ziet, dan denk je: och gut, wat een lieve bruine kindertjes:



























































Maar als je even verderop gaat kijken, dan zie je waar ze wonen. Dan begrijp je iets beter waarom er van die lieve bruine kindertjes maar al te vaak niets terecht komt, althans niet naar onze maatstaven. (Dit is de Europese Unie, dames en heren).



De grote vraag is wat je ermee moet, als je er iets mee moet. Ovidiu Filipescu (een Roemeen) is de directeur van het schooltje waar ik de foto’s van de kindertjes heb gemaakt. Hij legt de verantwoordelijkheid grotendeels bij de roma zelf, met name bij de ouders, verwijt hen dat ze hun dochtertjes van elf de hoer uit laten hangen, dat ze hun kinderen op hun twaalfde uithuwelijken, dat ze hun kinderen laten bedelen en stelen, dat ze hun kinderen van school afhalen, niet naar de dokter sturen als ze ziek zijn en nog veel meer.
Aan de andere kant staat Nicolae Caldararu, een goedige dikzak (rom) en betrokken bij één van de politieke partijen van roma in Roemenië. Caldararu zegt dat het nooit iets met de roma wordt, zolang ze geen werk hebben en dus geen geld verdienen. Hij spreekt van een “verborgen discriminatiepolitiek”, zoiets als ‘onofficiële appartheid’. Maar ja, dan vertelt hij ook trots dat hij uit een familie van koperenketelmakers komt en dat zijn oom dat heel goed kan, maar dat helaas niemand meer koperen ketels koopt en dat zijn oom dus maar wat zit te zitten op de markt. Tsja, de wereld verandert. Caldararu concludeerde: “Ook de roma zijn schuldig, maar de anderen zijn schuldiger”.
Ik heb vaak de neiging Filipescu’s zijde te kiezen. Want welke ouder doet z’n kinderen nu zulke dingen aan? Maar ik weet dan ook niet hoe het is om tussen de heroïnespuiten en het afval te spelen, ik weet niet hoe het voelt om als kleuter te lopen bedelen, om als tiener de hoer uit te hangen “voor twee broden per dag”, om uit stelen gestuurd te worden, om hooguit een paar jaar lagere school te hebben en, in combinatie met je huidskleur, geen enkele kans op werk te hebben. Tel generatie bij generatie bij generatie bij generatie op en dan mag het haast een wonder heten dat in ieder geval nog een paar roma iets van hun leven weten te maken.
Als mijn voorruit na een opgedrongen behandeling door een straatautoruitenwasser weer eens smeriger is dan ervoor en als er ook nog eens op agressieve toon geld voor wordt geëist, dan reageer ik net als iedereen: “Donder op, klootzak.” Toch maar eens over nadenken of ik dat de volgende keer wel moet doen.

Geen opmerkingen: