Brice Taton is dood. De Franse fan van de voetbalclub Toulouse is vandaag in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden. Fans van Partizan Belgrado sloegen hem op 17 september tot moes (schedelbreuk, gebarsten aorta, inwendige bloedingen) en eigenlijk heeft de man nooit enige kans gemaakt op herstel. "Een barbaarse daad," volgens de Franse sportminister Rama Yade, en ze heeft daar natuurlijk groot gelijk in. Als ik het goed heb begrepen, worden er straks op Trg Republike kaarsen aangestoken ter nagedachtenis van het slachtoffer, dus later wellicht meer.
Misverstand. Weliswaar had Belgrado's burgemeester Dragan Đilas opgeroepen om kaarsen aan te steken, maar dat is vooral bij de Franse ambassade gebeurd en niet op het Plein van de Republiek. Ik was dus op de verkeerde plek. Overigens lagen en stonden er op Obelićev Venac, de uitgaansstraat waar Taton te grazen werd genomen, wel op twee verschillende plekken bloemen en kaarsen. Onder een boom van een anonimus en op de trap naar Maršala Birjuzova van een kennelijke fan van Crvena Zvezda, de erfvijand van Partizan.
Tatons dood heeft velen geschokt. Hoewel het momenteel misschien anders lijkt (in de afgelopen weken kwam er ook een Brit om het leven bij een schietpartij en raakten een Australiër en een Libiër relatief licht gewond bij aanvallen), wil het allergrootste deel van de Serviërs niet dat buitenlanders in elkaar worden gemept. Ik kom hier tien jaar over de vloer en zelfs in de dagen van Milošević heb ik, behalve zo nu en dan eens een scheldpartij, nooit met geweld te maken gekregen.
De Servische autoriteiten zijn als een haas een actie 'damage control' begonnen. Đilas heeft morgen in Belgrado tot dag van rouw uitgeroepen en voor donderdag is er een 'vredesdemonstratie' aangekondigd. Minister van binnenlandse zaken Dačić heeft zijn persoonlijke condoléances aangeboden aan de familie van Taton. Politieke partijen van allerlei pluimage hebben hun afschuw uitgesproken. Laat ik me daar maar bij aansluiten.