
Een bericht uit Nederland dan maar. De Servische gemeenschap in Rotterdam en omstreken is woedend. Het gaat om een schoolboek voor de Nederlandse taal: Nieuw Nederlands, uitgegeven door Noordhoff. Een boek waarin het accent volgens de site van de uitgever ligt op "de uitdaging, diepgang en vooruitgang: de kritische succesfactoren voor havo- en vwo-leerlingen".
Eén van de hoofdstukjes tekstverklaren komt uit het boekje
Gebrandmerkt van ene Alice Mead. De inleiding luidt als volgt: "Servische soldaten hebben Kosovo bezet. De ik-persoon, Adem, is Albanees. Bij de soldaten is ook een vriend, met wie Adem vaak voetbalde: Gregor. Fatmira is de zus van Adem." En dan volgt het verhaaltje, dat ik in zijn geheel overneem.
'Hé jongen, wacht eens!' zei een van hen. Ik bleef staan. Ze kwamen naar me toe. Zou Gregor me durven helpen? Ik keek even op naar zijn gezicht, maar hij keek niet naar me. Op zijn gezicht lag ook geen enkele uitdrukking. De twee anderen lachten.
'Kijk eens aan, onze kleine voetbalkampioen!' Ik bloosde en keek naar de grond.
'Sinds wanneer spelen er Albanezen mee in het Joegoslavisch elftal?' Ze lachten allemaal om de slimme opmerking. Gregor ook.
'Hé! Ik vroeg je wat. Sinds wanneer!' zei de lange.
'Nog nooit,' zei ik zacht. 'Zo kampioen, waar is je broer?' vroeg de lange. Mijn broer? Ik begreep het niet meteen. 'Je hebt me gehoord. Waar is hij?' De soldaat gaf me een harde duw. Ik wankelde naar achter. 'Besim is mijn neef,' zei ik, 'niet mijn broer.' 'Het kan me geen donder schelen wat hij van je is. Ik wil weten waar hij is.'
Hij hield de loop van zijn geweer onder mijn kin en tilde mijn hoofd op, zodat ik hem moest aankijken. Tot mijn schande was ik uit angst begonnen te huilen. Ik keek weer even naar Gregor. 'Je hoeft hem niet aan te kijken, idioot. Hij is je vriend niet meer. Dat zul je wel merken. Nou, waar is hij?'
'Ik weet het niet!' riep ik uit.
'Natuurlijk wel. We hebben soldaten nodig om Joegoslavië bij elkaar te houden voor de Serviërs. We straffen iedereen die Groot-Servië in gevaar brengt.'
Hij duwde de loop van zijn geweer in de zachte plek onder mijn adamsappel, en ik viel op de grond. Daarna stapte hij met zijn soldatenlaars op de vingers van mijn recherhand. 'Ik weet het niet! Ik weet het echt niet!' riep ik.
'Wat is dat?' vroeg hij.
Toen ik viel was het leren koord met het fluwelen zakje boven de rand van mijn T-shirt uitgekomen. De soldaat bukte zich en trok het los. Hij scheurde het zakje open. 'Een liefdesgedicht. Wat aandoenlijk.' Hij verkreukelde het gedicht en gooide het op de grond. Ik was blij dat hij geen Albanees kon lezen. 'Misschien weet je niet waar je broer is, maar wij vinden dat je een herrieschopper bent. We zullen je een lesje leren omdat je in onze kamer bent geweest. Je bent natuurlijk een spion van de Alliantie. Slim van ze om een kind te sturen.' 'Nee!' gilde ik. 'Dat ben ik niet!' Nu is het zover, dacht ik. Ze gaan me doodschieten. Ik ga dood hier midden op de weg, net als Fatmira. De mensen zullen mijn lijk naar huis dragen en mijn ouders worden gek van verdriet. De andere soldaat pakt zijn zakmes te voorschijn en sneed mijn shirt van boven tot onder open. Gregor wendde zich af om het niet te hoeven zien. Ze maakten grappen dat ze gingen castreren.
Plotseling draaide Gregor zich met een ruk om. 'Hou jullie mond, smeerlappen!' schreeuwde hij. Op dat moment sprong ik overeind en probeerde weg te rennen, maar de lange greep mijn benen vast en gooide me op de grond. Ik snikte en sloeg onbeheerst om me heen. Ze gingen op mijn armen staan. 'Weet je wat een Servisch kruis is?' vroegen ze. De kleine solaat bukte zich en begin in mijn borst te snijden. Hij tekende een groot orthodox kruis met een cyrillische s op alle hoeken. Dat was een symbool voor 'Alleen eenheid kan de Serviërs redden''. (...)
Ik was voor mijn leven gebrandmerkt.
Het is nogal een krom verhaaltje. Bijvoorbeeld: als Adem een kind is, dan moet Gregor, met wie hij immers altijd voetbalde, dat ook zijn. Hij kan dus helemaal geen soldaat zijn. Of wilde de schrijfster zeggen dat het 'Joegoslavische' leger ook al kinderen ronselde? Maar dat is niet waar de Neder-Serviërs boos over zijn.
Wat ze wel steekt, ligt nogal voor de hand. Kinderen van een jaar of veertien leren kennelijk op Nederlandse scholen dat Serviërs: 1. agressief en wreed zijn en zelfs gewelddadig tegen kinderen 2. streven naar Groot-Servië. Ze leren ook dat Albanezen onschuldige slachtoffers zijn. Geen fraai beeld.
Ik weet niet in welk kader dit verhaaltje in het boek is geplaatst. Het kan zijn dat het staat in een hoofdstuk over oorlogspropaganda of zo en dat de kinderen moeten leren door opzichtige cliché's heen te kijken. Dan zou er niet zoveel aan de hand zijn. Maar de vragen bij het stukje duiden daar niet op. Ik denk dat het gewoon het zoveelste voorbeeld is van hokjesdenken, van ongenuanceerd en gemakkelijk geblaat, waarbij het ene schaap het andere namekkert. De boze Serviërs willen dat deze tekst uit Nieuw Nederlands verdwijnt en ik kan het alleen maar van harte met ze eens zijn. Geen diepgang en vooruitgang wat mij betreft, maar oppervlakkigheid en regressie.